Patrick Lubbers is klinisch informaticus bij IKNL en kartrekker van dit project. Hij vertelt in een notendop hoe het colorectale traject verliep.
"Het traject behelste het ontwikkelen van informatiestandaards voor het mdo. Tevens hebben we gekeken naar de mogelijkheid om via koppelingen automatisch data te integreren vanuit het radiologie-, pathologie- en ok-verslag. We zijn gestart bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis en hebben gekeken naar wat voor typen mdo er zijn, welke specialismen daar allemaal bij horen en welke informatie er nodig is om een patiënt goed te kunnen bespreken in een mdo."
Drie typen mdo
"We definieerden drie typen mdo: pre-operatief, post-operatief en het neoadjuvante traject, ofwel de behandeling voorafgaand aan de operatie. Per type mdo stelden we een minimale gegevensset vast met de vakgroep darmkanker van het Jeroen Bosch. Met verschillende specialismen hebben we gekeken: hoe werk je precies? Welke informatie heb je nodig? Waar in het dossier wordt die informatie gegenereerd? Dit brachten we in kaart; stap 1 in het Doeboek Kwaliteitsregistraties. We hebben heel goed gekeken naar wat echt de minimale set is die je nodig hebt. Zodat we geen vragen zouden toevoegen die niet strikt nodig zijn."
Mock-ups
"Om de informatiestandaard af te kunnen stemmen met de eindgebruikers werden er zogenaamde mock-ups gemaakt. Dat wil zeggen dat de informatiestandaard werd omgebouwd naar een herkenbare vragenlijst waar de eindgebruikers doorheen konden lopen." (Over hoe dit in z'n werk gaat: bekijk de Verdiepingssessie Implementatie van gegevenssets)
"Op die manier konden we hen de vragen voorleggen en bij ze checken: zijn dit de juiste vragen? Is de volgorde goed? Zijn de opties correct? Mis je vragen? Zijn er vragen onnodig? Ook gebruikten we een aantal fictieve patiëntcases: kun je deze patiënt bespreken ja of nee, of mis je nog dingen?"
Verder opgeschaald
"Vervolgens werd verder opgeschaald en hebben we met specialisten uit zo'n acht ziekenhuizen gezamenlijk doorlopen wat in het Jeroen Bosch was ontwikkeld aan minimale gegevenssets. Volgens stap 2 van het Doeboek hebben we samen bepaald:
1. Wat zegt de richtlijn: welke informatie heb ik nodig vanuit de richtlijn om een goed beleid voor de patiënt te kunnen bepalen?
2. Wat heb ik in mijn klinische praktijk nodig?
3. Welke informatie uit het mdo kun je weer hergebruiken elders in het dossier of elders in registraties?
Daarna volgde het vaststellen en coderen van de informatiestandaard (Doeboek stap 3). Ook werd gekeken welke informatiestandaarden of coderingen er zijn vanuit bijvoorbeeld de pathologie en kwaliteitsregistratie DICA om die koppelingen goed te kunnen maken. Want op die manier krijg je een systeemoplossing en niet een los formuliertje. Je moet dus echt op databaseniveau werken zodat je informatie kunt integreren en hergebruiken."